Blijf cool, bouw veilig
Op 12 maart jl. organiseerde de VMRG de online Expertsessie ‘Blijf cool, bouw veilig’. Deze sessie gaf inzicht in de theorie en praktijk rondom brandveiligheid van gevels. Henk Zoontjens, directeur VMRG ging hierover in gesprek met Emiel van Rossum, directeur en docent bij de Brandpreventie Academy en Joep Römgens, Head of Service, Product en Marketing bij Schüco Benelux.
Brandveiligheid is een belangrijk thema in de gevelbouw, denk alleen maar aan de Grenfell tower brand in Engeland en de brand in een torenflat in Valencia. Als het over brandveiligheid gaat, worden veel zaken door elkaar heen gebruikt worden, zoals brandoverslag, branddoorslag, brandklassen. In deze sessie is daar duidelijkheid in geschept. We blikken terug met een greep uit de vragen die aan de orde kwamen.
Waar komen de regels als het gaat om brandveiligheid van gebouwen vandaan?
Emiel van Rossum: In het Bbl (Besluit bouwwerken leefomgeving, voorheen het Bouwbesluit) staan de regels voor brandveiligheid. Als het gaat om gevels zijn het in basis vooral de NEN 6068 voor de Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag, WBDBO, en de NEN-EN 13501-1 voor de brandklassen, oftewel brandbaarheid van materialen. Vanuit de NEN 6068 wordt de NEN 6069 aangestuurd voor de brandwerendheid van materialen.
Wat betreft de NEN 6068. Kun je uitleggen wat branddoorslag en brandoverslag precies is?
Emiel van Rossum: Brandoverslag is branduitbreiding via de buitenlucht, dan kan naar een ander gebouw zijn
of via de buitenlucht ook naar bijvoorbeeld een bovenliggende verdieping van het eigen gebouw. Branddoorslag is de branduitbreiding door een constructie binnen het gebouw. Het gaat uiteindelijk om alle mogelijke trajecten (incl. ventilatieroosters).
Indien er 60 min. WBDBO is vereist, mag je dit bij een brandoverslag situatie dan verdelen over twee constructies van 30 minuten?
Emiel van Rossum: Bij verticale brandoverslag moet je dan naar zowel de NEN 6068 als de NEN 6069 tabel 2 kijken. Dit is nog best een complex onderwerp. Dit zul je moeten overlaten aan degene die de brandoverslag berekeningen maakt. Maar twee keer tweezijdig 30 minuten, zal altijd voldoende moeten zijn. Dus in de praktijk zal het hooguit lager zijn.
Bij horizontale brandoverslag moet je het sowieso verdelen. Dus een 60 minuten eis tussen twee gebouwen naast elkaar kan je uitvoeren door beide gevels 30 minuten brandwerendheid te geven.
Wat regelt de NEN 6069?
Emiel van Rossum: Met de NEN 6069 bepalen we de brandwerendheid van de bouwdelen. Deze norm verwijst enerzijds naar Europese test-normen, waarmee in testlaboratoria de fabrikanten de daadwerkelijke laten uitvoeren, en anderzijds staat in deze norm aan welke criteria brandwerende producten moeten voldoen.
Welke criteria zijn dat, en wat houden de criteria in?
Emiel van Rossum: Voor brandscheidingen zijn dit de criteria Vlamdichtheid (E), Straling (W) en Temperatuur (I). Afhankelijk van het type scheiding, is een combinatie van die criteria vereist. Tussen twee brandcompartimenten is bijvoorbeeld het zwaarste criterium (EI) vereist, en naar vluchtwegen vaak slechts (EW) omdat we er vanuit gaan dat in vluchtwegen minder brandbaar materiaal aanwezig is.
Welke weg bewandelt een gevelbouwer meestal om te voldoen aan deze regelgeving?
Joep Römgens: De gevelbouwer zal meestal de eisen die hij meekrijgt bij de systeemleverancier neerleggen. In overleg met de systeemleverancier wordt er dan naar het best passende product gezocht. Dat is vaak overigens niet één op één uit een catalogus te halen, omdat we toch wel vaak te maken krijgen met kleine afwijkingen van het gevraagde versus het geteste, zoals afmetingen, glassoort of -samenstelling, combinatie met zijlichten, bovenlichten en de ruwbouwaansluiting.
Krijg jij altijd voldoende informatie om het juiste element aan te bieden?
Joep Römgens: De gevelbouwer krijgt vaak onvolledige informatie, bijv. WBDBO 30 of 60, maar dat is niet genoeg. Daar moeten vanuit de NEN 6069 ook EW, EI eigenschappen aangehangen worden. Zonder EI of EW weet een gevelbouwer onvoldoende om een element te selecteren. Ook de brandrichting, dus van buiten naar binnen of van binnen naar buiten, dient bekend te zijn.
Wat kan een gevelbouwer in zo’n geval het beste doen?
Joep Römgens: Als dit plaatje niet compleet is, moeten gevelbouwers de verantwoordelijkheid hiervoor weer terugleggen bij de opdrachtgever, voor de gevelbouwer is dat meestal de aannemer. En de aannemer moet dit weer terugkrijgen via de opdrachtgever of de adviseur hiervan. Belangrijke tip aan de gevelbouwer: ga niet interpreteren of invullen, maar eis dat de informatie compleet is!
Wie is wettelijk verantwoordelijk voor de brandveiligheid?
Emiel van Rossum: In de Omgevingswet staat dat dit de eigenaar en/of gebruiker van een gebouw is. Vaak delegeren partijen dit deels door het inhuren van specialisten van adviesbureaus bouwbedrijven, enerzijds tijdens de bouw, maar soms ook tijdens het gebruik. Deze partijen hebben echter in hun voorwaarden maar een beperkte aansprakelijkheid. Hierdoor ligt het uiteindelijk toch weer bij de eigenaar en/of gebruiker.
Welke tips heb jij voor de gevelbouwer?
Joep Römgens: Als de onderaannemer, dus de gevelbouwer, iets aanbiedt dat verkeerd is opgevat vanuit alle documentatie kan hij alsnog problemen krijgen, dus dan kan de verantwoording doorgeschoven worden naar de gevelbouwer. Hij moet daarom heel goed op de hoogte zijn van waar iets aan moet voldoen. Dus stel de juiste vragen en laat het bevestigen.
Meer weten over brandveiligheid in gevels? Volg de tweedaagse cursus Brandveiligheid voor de gevelbouw die de VMRG Academy in samenwerking met de Brandpreventie Academy organiseert. Kijk op de website vmrg.nl onder het kopje Academy.